Dat is letterlijk wat er op de Mont St. Michel gebeurt. De beroemde berg in de baai tussen Normandië en Bretagne in. Dat wil zeggen, de abdijgebouwen staan te balanceren op de top…. Hoe dat komt?

In het begin van de 8e eeuw kreeg de bisschop van Avranches, een plaats aan de Normandische kant van de baai, een visioen waarin de Aartsengel Michael op de berg stond. De rots die tot dan toe naar verluidt nog midden in een woud stond en vrijwel onbenut was. Pas na een stormvloed zou het woud zijn verwoest en de baai ontstaan, waarna de rots afhankelijk van het getij droog of in het water kwam te liggen.

bekroning van de toren: Michaël verslaat een draak(je)

De bisschop werd opgedragen een kerk te stichten op de berg. Wat later werd een abdij gesticht, die in de 11e en 12e eeuw onstuimig begon te groeien. Er werd begonnen met de bouw van de grote romaanse kerk. Vanwege de verlangde grote oppervlakte van deze nieuwe kerk was er een groot vlak plateau nodig. Wij als moderne mensen zouden dan de bestaande berg afvlakken, om zo dit plateau te realiseren en daarbij zelfs een mooie voorraad bouwmateriaal ter plekke creërend. Zoniet echter de middeleeuwer.

En zeker niet als nota bene de Aartsengel zelf op de berg zou hebben gestaan, daarmee de bodem tot heilige steen makend. Nee, in plaats van af te vlakken, werd de berg verhoogd. En wel door rond de top een grote verzameling van ruimtes te bouwen, cryptes, die bij elkaar het oppervlak van de kerk bepaalden. Die allereerste kapel die ooit gebouwd was, maakte deel uit van deze verzameling en zou bekend blijven onder de naam Notre Dame sous terre: Onze Lieve Vrouw onder de grond.

de oorspronkelijke rots, zichtbaar in een van de crpytes

Het midden van de kerk, waar de grote vieringtoren boven staat, ligt precies op de top van de berg. Helaas is deze niet meer te zien, zelfs niet door een klein rotspuntje in het plaveisel. Staand op de splinternieuwe brug, die van de berg weer een eiland heeft gemaakt, na jarenlang bestaan als schiereiland dankzij een dijk, kun je nog wel ervaren dat de vloer van de kerk ongeveer op de punt van de berg moet liggen. Kijk je naar de rotsen die uit het zand van de baai oprijzen, en volg je deze lijn, dan kom je redelijk scherp uit in het midden van de kerk op het vloerniveau. Het loont de moeite die truc zelf eens uit te halen, het maakt de bewondering voor de prestatie van de middeleeuwers er alleen maar groter om.

Dwalend door de cryptes kom je overal de rots tegen, waarop de fundamenten van de muren zijn gebouwd. Soms is een ruimte zelfs deels afgesneden door de naar binnen komende rotsen. Een aparte gewaarwording! Op die manier loop je letterlijk om de top van de berg heen.

Om te voorkomen dat de Romaanse kerk te zwaar zou worden, voor die ondersteunende ruimtes, uiteraard ook gewijd tot kapellen, was de kerk niet met een stenen gewelf maar met een houten tongewelf overdekt. Iets dat in Nederland een vrij gebruikelijke werkwijze is, met de slappe ondergrond, maar dat in Frankrijk eerder tot de uitzonderingen behoort, zeker in een abdijkerk, met zulke uitgebreide financiële middelen als die op de Mont St. Michel.

Toen later het Gotische koor werd gebouwd is dat overigens wel met stenen gewelven overdekt, maar toen had niet alleen de bouwkunst al een hele nieuwe extra ontwikkeling doorgemaakt, maar heeft men tevens een nieuwe crypte hiervoor gebouwd, extra zwaar: de crypte van de dikke pijlers.

De crypte van de dikke pijlers

Een vergelijkbare ontwikkeling zien we in de overige kloostergebouwen, die aan de noordkant van de kerk gelegen zijn. Dit complex, de Merveille geheten (de Pracht) wordt naar boven toe steeds lichter van structuur. Daarvoor was overigens ook een meer mystieke reden. Het complex bevatte ook de ruimtes voor de ontvangst van de talrijke pelgrims die naar de abdij kwamen om te bidden tot de Aartsengel.

De Merveille-gevel: van zwaar-massief naar licht-transparant

Op het laagste niveau bevonden zich de ruimtes voor de gewone pelgrims, op het middelste niveau die voor de meer bevoorrechte, de adel, ridders, koningen etc. En helemaal bovenop, de feitelijke kloostergebouwen: kapittelzaal (helaas gesloopt), eetzaal en kloostergang . Zo was dit gebouw als het ware een bouwkundige afspiegeling van het Middeleeuwse wereldbeeld, waarin de geestelijkheid als meest verlichte stand bovenaan stond. En dus ook vertoefde in het lichtst uitgevoerde bouwkundige onderdeel.

de vederlichte kloostergang

Aldus dwalend door het complex wordt je bijna voortdurend herinnerd aan de wijze waarop in de Middeleeuwen gedacht, geleefd en gebouwd werd, met als klein hoogtepunt een fraai stuk bouwmaterieel uit die tijd: de oorspronkelijke tredmolen om materiaal mee naar boven te hijsen. Je kon ertoe veroordeeld worden om een bepaalde periode hierin te moeten lopen, als boete voor deze of gene zonde die je had begaan.

De tredmolen, authentiek middeleeuws hijsattribuut

Gelukkig is het tegenwoordig geen straf meer om dit te aanschouwen, hoewel de klim naar boven soms nog wel degelijk een opgave is. Recent mocht ik deze met een 86-jarige maken. Het kostte de goede man een groot deel van zijn kracht, die hij echter miraculeus terug vond toen hij eenmaal (en voor het eerst) de kerk binnentrad. Een 21e eeuws wondertje op deze wonderbaarlijke plek?