Toen ik enige tijd geleden voor het eerst in Milaan was, gelukkig was er van Corona nog in de verste verte geen sprake, ben ik op zoek gegaan naar het Art Nouveau pand dat in de reisgids vermeld stond. Curieus genoeg was dat het enige dat in de gids stond. Het bleek niet al te ver van de grote beroemde Dom te staan.

Echter, toen we het eenmaal gevonden hadden, kon ik er weinig enthousiast van worden. Het was “wel aardig”, maar spectaculaire architectuur? Nou nee, niet echt… Ik heb er natuurlijk wel wat foto’s van genomen, meer voor het archief dan bewust gebruik overigens. Gelukkig had ik een reisgenoot bij die zich er niet bij wenste neer te leggen, dat dit het enige pand in deze stijl was in Milaan. Er zou toch zeker wel wat meer zijn?

Dat bleek het geval. Zij “toverde” een interessant ogend object van internet, inclusief adres, dat slechts een eindje verderop gesitueerd bleek. Wij gingen op weg, en na een kleine fietstocht stonden we voor een appartementencomplex, waar de Art Nouveau vanaf droop. Op dat moment helaas bijna letterlijk, want het regende. De buitengevel was getooid met karakteristieke balkonnetjes, met het typische smeedwerk, maar daarnaast bleek de gevel ook grootschalig beschilderd met allerlei motieven, veelal gestileerde bloem- en plantmotieven.

Hoewel deze schilderingen wat flets waren, straalde er een grote rijkdom vanaf. Dit was nog eens een ander pand dan dat eerste dat we gezien hadden…

Het is in zo’n complex altijd lastig binnen komen, maar we ontmoetten de conciërge, die ons meer dan hartelijk binnen liet. In mijn gebrekkige Italiaans ontstond er een gesprek, en hij wilde niets liever dan ons alles laten zien. Elke entree van het complex mochten we bekijken en fotograferen, “kijk daar eens” en weer een ander bijzonder fraai detail. Wat een geweldige ontmoeting!

En het pand was ook geweldig. Zelfs de simpelste van alle entrees, de dienstingang was fraai vormgegeven, met mozaïekwerk op de vloer, schilderingen op de wanden en plafonds en siersmeedwerk rond de trappen.

Het diensttrappenhuis!

Het allerfraaist was natuurlijk de hoofdentree, waar de combinatie van schilder- en beeldhouwwerk samen met fraaie deuren met authentiek glaswerk, een prachtig decor vormde. En de kleurenpracht, wat een spektakel!

Of wat te denken van het toegangshek! Dat bleek niet alleen heel fraai vorm gegeven, maar ook vernuftig in elkaar gezet te zijn. Van het met grote bladen gedecoreerde hek kon niet alleen het middendeel open, als gebruikelijke toegang, maar konden op ingenieuze wijze ook de zijvleugels open, om grotere meubelstukken te verplaatsen. En bovendien kon het geheel ook nog eens volledig naar boven in het portaal geschoven worden. Niet alleen fraaie vormgeving, maar ook optimaal gebruikersgemak. Ik wordt van dergelijke architectuur en ontdekkingen altijd heel vrolijk!

Het hoofdtrappenhuis werden we ingeleid, met de authentieke lift. “Heeft u die bloemen daar al gezien?” Schitterend hoe wand en plafond in elkaar overliep en tot een geheel versmolten. Fantastisch hoe een stucmotief op de wand terug keert in het smeedwerk van de trapleuning. En ja hoor, maakt u vooral zoveel mogelijk foto’s! Geen enkel probleem was het. Genieten!

Het kantoortje van de conciërge zelf bleek nog helemaal origineel te zijn, met de oorspronkelijke meubelstukken door de architect zelf ontworpen. Het complex vormde daarmee een fraai “Gesamtkunstwerk”. Zelfs de geschiedenis van de bouw kregen we te horen. Alles natuurlijk in het Italiaans, maar met de nodige inspanning toch te volgen, leverde het een schat aan aanvullende informatie op.

Zo bleek dat de architect van het complex, Campanini, op tragische wijze om het leven was gekomen, amper 52 jaar oud, doordat hij zijn evenwicht op de steiger verloor en eraf viel. 52 jaar, dat is voor een architect niet bepaald oud, wie weet wat voor zaken hij nog had kunnen realiseren. Tegelijk kregen we te horen, dat hij in het complex ook een appartement voor zichzelf had gebouwd, dat tot op de dag van vandaag door een nazaat werd bewoond. Dat konden we dan weer niet bezichtigen, logisch uiteindelijk.

Tenslotte wist hij ons ook nog de nodige andere gebouwen in deze stijl en van deze architect aan te wijzen. Ons verblijf in de stad die toch vooral bekend staat om de gotische Dom en de Renaissance-gebouwen kreeg een aangenaam staartje Art Nouveau. Art Nouveau die overigens daar Liberty Style, Stile Liberty heet, vernoemd naar de Britse handel in Oosterse kunstvoorwerpen onder leiding van Arthur Liberty.

Zo zie je maar, dat je in een nog onbekende stad soms ook gewoon het geluk moet hebben, opzoeken zelfs misschien, om door een bewoner op andere fraaie dingen gewezen te worden, dan die in je reisgids staan. Het levert vaak de mooiste ontdekkingen op! Wij waren er zeer aangenaam door verrast.